4/05/2012

Muziekonderwijs 5 domeinen

Wij hebben gekozen voor de middenbouw. Al deze lessen zijn dus gebaseerd op de middenbouw.
In het muziekonderwijs zitten vijf domeinen, namelijk:
1) Zingen
2) Bewegen op muziek
3) Muziek maken
4) Lezen en noteren
5) Luisteren


Hieronder werken wij deze domeinen uit door een voorbeeldles te beschrijven.
Voor elk domein komt één voorbeeldles.
1e domein: zingen Om in ons thema sprookjes te blijven, zijn wij opzoek gaan naar een passend lied over dit thema.
We hebben uiteindelijk gekozen voor een nummer van sprookjeswonderland, genaamd Roodkapje.


Hieronder de tekst van het lied ‘Roodkapje’:
Roodkapje Dag klein meisje, waar ga jij naartoe?
Wat heb je kleine beentjes, ben je nog niet moe?

Dag meneer wolf, wat is het lekker weer!
Ik pluk een bosje bloemen en dan ga ik weer.

Hoe heet je?
Ik heet Roodkapje.
Ik ga naar oma, want zij is ziek.
Waar woont ze?
Ze woont wat verder op.
Ik breng haar mooie bloemen en drop.



Zeg roodkapje, je ziet er lekker uit.
Ga jij maar bloemen plukken, dan loop ik vast vooruit.

Dag meneer wolf, dat is een goed idee!
Misschien zie ik je straks nog wel bij oma op de thee.

Hoe heet je?
Ik heet Roodkapje.
Ik ga naar oma, want zij is ziek.
Waar woont ze?
Ze woont wat verder op.
Ik breng haar mooie bloemen en drop.
Dan knapt ze vast wel weer een beetje op.



De leerlingen kennen dit nummer nog niet. Om het nummer goed aan te leren, pakken wij het als volgt aan:
Allereerst zingt de juf/meester het nummer een keer voor met muziek erbij.  Dan wordt er aan de leerlingen een aantal vragen gesteld:
- Waar gaat het nummer over?
- Om welke personen gaat het?
- Hoe weet je dit?



Dan zingt de juf/meester het nummer nog een keer. De leerlingen moeten nu opletten welk stukje zij meerdere keren horen. Vervolgens vertelt de juf/meester dat dit een refrein heet.
Alle andere stukjes die niet twee keer erin voorkomen heten een couplet.
Vervolgens krijgt elke leerling een blaadje met de songtekst. Eerst gaan we samen kijken naar de tekst. Hierbij kunnen de volgende vragen gesteld worden:
- Welke stukken tekst zijn coupletten?
- Welke stuk tekst is het refrein?
Schrijf dit bij alle stukken tekst.



Als iedereen dit opgeschreven heeft, gaan we het lied nog een keer zingen.
De juf/meester zingt het hele nummer en de leerlingen gaan het refrein meezingen. Als dit nog niet helemaal goed gaat, wordt het lied nog een keer gezongen. Als dit al wel goed ging, gaan we een stapje verder.
De leerlingen mogen nu naast het refrein alle stukjes van roodkapje zingen.
Dit kan als het nog niet helemaal goed ging, nog een keer herhaald worden.
Vervolgens wordt het lied met de hele klas gezongen worden.


Als het hele lied goed gezongen wordt en de leerlingen doen actief en goed mee, kan de groep nog verdeeld worden in groepen.
De ene groep zingt de stukken van de wolf en de andere groep zingt de stukken van roodkapje. Met het refrein zingt iedereen dan weer mee.


2e domein: bewegen op muziek
Als eerste moet er een juist nummer gekozen worden.
Aangezien het lied van roodkapje aangeleerd is, kan dit nummer ook goed gebruikt worden voor het bewegen op muziek.


Eerst gaan we met zijn allen het nummer nog een keer zingen. Dan wordt verteld dat we nu bewegingen gaan maken op dit lied.


Als eerste gaan we bewegingen bedenken voor de wolf. De juf/meester heeft natuurlijk al wel bepaalde ideeen in het hoofd.
Als er leuke bewegingen bedacht zijn voor de wolf, gaan we dit eerst nog met zijn allen doornemen.
Dan gaan we bewegingen bedenken voor roodkapje. Ook hier heeft de juf/meester al bepaalde ideeen voor roodkapje in het hoofd.
Ook hier nemen we met zijn allen de bewegingen nog een keer door.
Dan gaan we met zijn allen deze bewegingen op de muziek uitvoeren. De juf/meester staat hierbij voor de klas en doen het voor als geheugensteuntje voor de leerlingen.
Dit wordt twee keer gedaan, zodat de leerlingen de bewegingen goed weten.


Daarna kan er nog een soort toneelstukje van gemaakt worden. Zo kunnen er twee leerlingen aangewezen worden. Deze leerlingen spelen de wolf en roodkapje. Dit doen zij voor de klas. Hierbij maken zij dus de bewegingen die wij zojuist geleerd hebben.
Dit kan een paar keer herhaald worden.


3e domein: muziek maken
Om de leerlingen op een gestructureerde manier muziek te laten maken, is een voorbereiding zeker nodig. Zo moeten er genoeg instrumenten klaarstaan en duidelijke afspraken gemaakt worden. Ook moet er van tevoren een sprookje gekozen worden. Het verhaal wordt verdeelt in zes stukken.


De leerlingen worden als eerst verdeelt in groepjes van vier/vijf leerlingen. Elk groepje krijgt een blaadje. Op dit blaadje staat een klein stukje van een sprookje. Hierbij mogen de leerlingen bij elke zin een instrument gebruiken die de juiste emotie van de zin uitbeeldt. Zo zou er bij een spannende zin een piano gebruikt worden om spanning te laten horen. Van tevoren worden er een aantal instrumenten klaargezet, zoals:
- keyboard
- samba-ballen
- tamboerijn
- belletjes
- triangel
- trommel


Daar krijgen de leerlingen ongeveer 15 tot 20 minuten voor.
Nadat de tijd om is, gaan de leerlingen op volgorde staan van het verhaal. Op het blad staan nummers, zodat de leerlingen precies weten wanneer zij aan de beurt zijn.


Als afsluiting laat iedereen zijn stukje horen. Het is dan leuk om stil te staan bij het feit dat iedereen bij een bepaalde emotie een ander instrument gebruikt.


4e domein: lezen en noteren
De meeste leerlingen hebben in de middenbouw nog geen ervaring met lezen en noteren. Daarom hebben wij het volgende bedacht:
Er wordt een zin van het liedje 'de zeven dwergen' op het bord geschreven.
Dat is de zin:
'Jodeleee, jodeleee, jodeleeeeee
Jodeleee, jodelee, jodelooo'
Als deze zin op het bord geschreven wordt, wordt dat niet in een rechte lijn geschreven. Het wordt geschreven op toonhoogte. Als er een stukje in de zin omhoog gaat, wordt dat stukje in de zin ook hoger geschreven. Andersom is dit ook het geval.


De juf/meester schrijft deze zin dus op het bord. Vervolgens kunnen de volgende vragen gesteld worden:
- Waarom staan er in deze zin stukken omhoog en stukken omlaag?
- Waarom denk jij dat?
- Hoe zou dit stukje gezongen kunnen worden?


Vervolgens gaan de leerlingen zelf een zin bedenken waarin er verschil in toonhoogte te zien is. Dit schrijven ze op een blad. Hier krijgen de leerlingen ongeveer een kwartier voor. Tijdens het bedenken loopt de juf/meester rond in de klas en geeft hulp waar nodig is.


Als het kwartier om is, mogen om ste beurt wat leerlingen hun zin op het bord zetten. De rest van de leerlingen gaan bedenken hoe deze zin zou klinken.
Uiteindelijk laat de leerling die de zin bedacht heeft, horen hoe de zin klinkt.
Dan kan er besproken worden of het overeen kwam met de andere leerlingen.
Ook kan er besproken worden hoe de leerling op deze zin gekomen is.
Dit kunnen een paar leerlingen laten zien.


5e domein: luisteren


Alle leerlingen zitten rustig op hun plaats. De juf/meester vertelt dat we een paar luisteropdrachten gaan doen. Alle liedjes komen uit sprookjes.
De leerlingen gaan naar vijf liedjes luisteren, namelijk:
- Assepoester - zing zing nachtegaal
- De kleine zeemeermin - dit is mijn wens
- Roodkapje
- De zeven kleine geitjes
- Rapunzel - het licht dat ik nu zie


Alle leerlingen krijgen een leeg blaadje. Tijdens het luisteren gaan de leerlingen letten op de volgende onderwerpen:
- welke instrumenten er in het lied voorkomen.
- aan welke emotie de leerlingen denken.
Dit schrijven ze op het blaadje. Na elke liedje wordt dit dan besproken.



1 opmerking:

  1. Mag ik u vragen waar het lied van is?

    Vriendelijke groeten, Hille de Jong

    BeantwoordenVerwijderen